blog

praktijkverhalen

Lady in red begraven

Het is een zonnige nazomerdag als we met zestig gasten samenkomen in een restaurant in Blaricum. Door de openslaande deuren stroomt het gezelschap het terras op. Glazen klinken, borrelhapjes gaan rond, er worden herinneringen opgehaald. Vandaag heffen haar kinderen, kleinkinderen en vrienden hier het glas op het leven van mevrouw Brouwer – ze is 82 jaar geworden. Ik kijk met voldoening rond. Dit is een mooi afscheid, net zo warm en ongedwongen als zij zelf.

Iedereen verdient een mooi aangeharkt pad

Een uur geleden zijn we hier met zijn allen naartoe gekomen, vanaf de begraafplaats op de Woensberg. Ik ben op veel mooie begraafplaatsen geweest, maar hier zou ik zelf wel begraven willen worden. Je bereikt het terrein via een smal pad dat tussen de maïsvelden slingert, aan de rand van het bos en de hei. Overal klinkt vogelgekwetter. Voor mijn voeten schiet er een eekhoorn weg. De beheerder is een echte buitenman die enorm is begaan met zijn vak. Als ik hem bel om de datum te reserveren voor de bijzetting en ik het grafnummer noem, zegt hij meteen: ‘Oja, daar ligt meneer Brouwer begraven. Zijn tocht naar het graf werd begeleid door een dixieband.’ Hij weet het nog precies, terwijl meneer al jaren geleden is begraven. Als ik op de ochtend van de uitvaart het terrein oploop zie ik dat hij het pad naar het graf helemaal heeft aangeharkt. Alle blaadjes en dennenappels zijn aan de kant geveegd. Het moet hem zeker twee uur werk hebben gekost. Wat respectvol, dat hij daar aan heeft gedacht. De afgelopen uren heeft hij alle bezoekers van het pad gehouden, vertelt hij. ‘Want iedereen die hier komt te liggen verdient een mooi aangeharkt pad.'

In een bed vol rozen

Bij de uitvaart doet de familie alles zelf. Ze dragen de kist, zetten hem behoedzaam boven het graf en leggen er bloemen omheen. In een grote vaas hebben ze 82 rode rozen gedaan - voor elk jaar één. We hebben de kist laten dalen tot aan het maaiveld. Elke aanwezige legt een roos op en rond de kist tot mevrouw Brouwer in een bed vol bloemen ligt. Want haar familie noemde haar altijd the Lady in Red. In de aula luisteren we samen naar het nummer. I will never forget the way you look tonight...

Levensgenietster

De laatste weken van haar leven heeft ze in een zorgcentrum gewoond omdat ze niet meer voor zichzelf kon zorgen. Ze overlijdt in een ziekenhuis in Blaricum. Als ik haar voor het eerst ontmoet zie ik haar als de dame op leeftijd die ze is, met alle rimpels en breekbaarheid van 82 jaar intens leven. Er is gekozen voor een thanatopraxie, een lichte balseming. Daarbij houdt de huid een natuurlijker gloed en hoeft de overledene niet te worden gekoeld, zodat het lichaam prettiger aanvoelt. De familie heeft me haar favoriete outfit meegegeven. Haar favoriete rode jas en haar naaldhakken, zwart met een gouden hak van minstens tien centimeter. Ik kam haar haar – niet grijs maar rossig, zelf geverfd. Onder mijn handen zie ik haar veranderen in de flamboyante levensgenietster die ze was.

Haar eigen ritme

Na de balseming leg ik haar op een opbaarplank. Dat wilden de dochters graag. Zo blijft moeder echt aanwezig en hoeven ze niet diep in een kist te kijken. Er is geen afstand. Na de verzorging breng ik haar naar huis. Daar verzorgen haar kinderen en kleinkinderen de finishing touch. Ze doen haar rode lippenstift op, lakken haar nagels en kiezen haar mooiste sieraden uit. Ze ziet er uit zoals iedereen haar kende – zwierig en aanwezig. Wanneer ik buiten toevallig haar buren tref vertellen ze dat ze aan het getik altijd precies wisten wanneer zij de straat in liep. Deze vrouw volgde haar eigen ritme. Haar dochters hebben gekozen voor een bijzondere rouwauto. Als ik een waaier laat zien met verschillende modellen roepen ze meteen: ‘Deze doen we!’ Het is een auto met cheetahprint. Zelfs de chauffeur komt in stijl, met een stropdas, schoenen en riem in dezelfde print. Op de snelweg steken mensen goedkeurend hun duim omhoog. Bij het zorgcentrum staan haar kleindochters te wachten. ‘Heel gaaf’ en ‘typisch omi’, vinden ze. ‘Want omi zei altijd: “Ik doe toch wat ik zelf wil.”’