blog

praktijkverhalen

Afscheid nemen in Coronatijd

Het is dinsdagmiddag, 7 april. Er komt een appje binnen van het bestuursteam corona. Ik neem deel als voorzitter van de Branchevereniging Gecertificeerde Nederlandse Uitvaartondernemingen (BGNU). In het team zitten professionals van de Landelijke Vereniging van Crematoria (LVC), de Landelijke Organisatie van begraafplaatsen (LOB), Nardus (samenwerkende uitvaartorganisaties) en een arbo-coördinator. Wij staan voortdurend in contact met het RIVM, de GGD en BiZa, en vertalen hun richtlijnen in concreet beleid voor de uitvaartbranche.

Vandaag zijn er volgens de website van het RIVM 292 patiënten gemeld als in het ziekenhuis opgenomen (geweest). In totaal zijn er 2335 mensen gemeld als overleden. Voor veel collega’s in de uitvaartwereld doet dit denken aan de griepepidemie in de winter van 2017-2018. Binnen 18 weken overlijden er naar schatting 9.444 aan griep. We moeten rondbellen om mensen nog opgebaard te krijgen in mortuaria, want die zitten allemaal vol. Nu het coronavirus rondwaart, weten we niet waar het eindigt. We bekijken de situatie per dag.

We rouwen om wat er niet meer kan, en om wat we verliezen

De media staan vol tips over wat je moet doen of laten om te voorkomen dat je wordt besmet met het coronavirus. Bedrijven dreigen om te vallen en hebben steun nodig. Mensen verliezen hun werk. Ze moeten hun dromen en doelen bijstellen, en verliezen hun vertrouwen in de toekomst. Veel mensen verlangen terug naar hun oude leven, en vragen zich af: hoe moeten we verder? Maar ze beseffen niet dat dit een vorm van rouw is. We rouwen om wat er niet meer kan, en om wat we verliezen. Als we dat inzien, komen we verder.

Net zoals bij veel overlijdens komt deze pandemie voor velen onverwacht. Voor sommige ouderen doet het dagelijks leven nu denken aan hun jeugd tijdens de Tweede Wereldoorlog: onwezenlijk, en enorm bedreigend. Het coronavirus laat zich niet makkelijk beteugelen. Daardoor voelen mensen zich hulpeloos en machteloos. Het is normaal om je ellendig te voelen in deze stressvolle tijd. Het is alleen zaak dat we dat erkennen. Angst, onzekerheid, woede of verdriet mogen er zijn als je rouwt. Als je die gevoelens toelaat, geeft dat ruimte. Want het leven gaat ook verder. Het is belangrijk om te bedenken: dit is nu de situatie, en daar moet ik een nieuwe invulling aan geven. Accepteren dat er dingen niet kunnen, en kijken wat er nog wel kan. Want dat is helend.

Als je niet bij de uitvaart van een dierbare kan zijn, kan dat schadelijk zijn

Wanneer je bij iemand met corona bent geweest, en zelf symptomen vertoont, mag je niet bij een uitvaart aanwezig zijn. Dat gemis kan een leven lang bij je blijven. Natuurlijk kun je een uitvaart opnemen, of livestreamen, of later een dienst houden. Je kunt een zorgverlener vragen de telefoon bij het oor van je dierbare te houden, om nog iets te zeggen, ook al is diegene dood. Je kunt ook vragen of iemands pyjama kan worden bewaard, nu de geur er nog in zit. Die kan 24 uur in een zak worden gekoeld, zodat het virus sterft. Als je niet bij de uitvaart van een dierbare kan zijn, kan dat schadelijk zijn, want het is belangrijk om fysiek afscheid te kunnen nemen. Al die zintuiglijke waarnemingen - aanraken, kussen, ruiken - zijn nodig om de dood te erkennen. Zien dat er geen ademhaling meer is. Voelen dat het lichaam koud is. Dat maakt de bewustwording makkelijker, zeker voor mensen met een geestelijke beperking of psychiatrische diagnose.

Ik sta voor een dilemma: wie zorgt er nu voor hen?

Begin maart krijg ik een melding van twee zussen van begin dertig. Een half jaar geleden heb ik de uitvaart van hun moeder begeleid. Nu is ook hun vader overleden, op zijn 78ste. Hij heeft koorts gekregen, en hij is al zwak door een hartafwijking. In het ziekenhuis blijkt hij besmet met het coronavirus. Een dag later overlijdt hij. De situatie is bijzonder, omdat zijn oudste dochter lijdt aan schizofrenie, en zijn jongste dochter een verstandelijke beperking heeft.

Voor de zussen wordt het afscheid van vader moeilijk. Anderhalve week voordat vader ziek werd, heeft een van de dochters hem bezocht. Zij was toen snotterig en verkouden. Het is niet duidelijk of zij Covid-19 heeft gehad. Voor de zekerheid moet zij thuisblijven, in quarantaine. Ik weet dat de zussen elkaar dagelijks zien. Ik sta dus voor een dilemma. Op dit moment moeten wij na een melding van een overlijden contact leggen met nabestaanden via de telefoon of middels beeldbellen. Maar deze dames kunnen niet FaceTimen of skypen. Normaal krijgen zij bijzondere zorg van een instantie, die hen ondersteunt in hun dagelijks leven. Die mensen mogen nu niet meer komen. De zussen zijn in alle staten. Los van hun diagnose hebben ze net hun vader verloren. Wie zorgt er nu voor hen? Ik besluit ze toch te bezoeken. Met een goed masker voor, en een speciaal schort en handschoenen aan, ga ik het huis van vader binnen. Aan tafel houd ik anderhalve meter afstand van de zussen. Zo kan ik er toch voor ze zijn.

Ik zie hun paniek: straks mogen we niet naar de uitvaart van papa

Vanuit het ziekenhuis laat ik vader overbrengen naar een koelruimte, in een hygiënische hoes. Daar blijft hij 24 uur, op voorschrift van het RIVM, om het virus te doden. Daarna wordt vader verzorgd en overgebracht naar het crematorium. De dochters mogen daar niet naartoe. Dus ga ik zelf terug naar de overledene, en open de kist. Ik maak foto's en een filmpje, van vader en van de kamer, die vol bloemen staat. We kijken er samen naar. Het lijkt ze goed te doen.

Artsen in het ziekenhuis hebben gezegd dat de zussen beslist binnen moeten blijven. Ik zie hun paniek: straks mogen we niet naar de uitvaart van papa. Als ik nu zeg dat ze niet bij de uitvaart mogen zijn, zullen zij dit accepteren. Ze weten dat vader is overleden aan Covid-19. Bij mijn bezoek vraag ik de dochter of ze koorts heeft. Dat neemt ze zo serieus dat ze me daarna zes keer per dag belt om te vertellen dat ze nog geen koorts heeft. Trouw schrijft ze telkens haar temperatuur op, en na drie dagen krijg ik een overzicht. Ze heeft geen verhoging, en ik zie haar niet hoesten. Ik ben geen arts, maar ik denk: misschien was dit wel een gewone verkoudheid? Maar inmiddels zijn we ruim twee weken verder, dus durf ik het aan. We beleven een prachtige dienst. Bijna niemand heeft durven komen, alleen een nicht uit Zeeland. Ik heb een lege stoel neergezet, met een roos erop. Tijdens mijn toespraak steek ik een kaars aan, als symbool voor iedereen die er niet bij kan zijn. Met zijn vieren sluiten we de kist. De oudste zus knikt de jongste toe: ‘kijk, papa is nu bij mama.’