blog

praktijkverhalen

afscheid nemen en de laatste verzorging

“Ik wil graag dat mama er mooi uit ziet. Ze had altijd gelakte nagels.”
“Zal ik mama’s hand vasthouden? Dan kun jij lakken.”

Het was een uur of vijf toen ik werd gebeld door Jeugdbescherming. Een meisje van veertien was uit school gekomen en had haar moeder levenloos naast de keukentafel gevonden. Ze had 112 gebeld, en de arts had een hartstilstand vastgesteld.
Vader leefde niet meer, en de dochter moest worden opgevangen in een tijdelijk pleeggezin. Er was iemand nodig die de uitvaart van moeder kon regelen, in zorgvuldige samenspraak met de dochter, een rustige HAVO-studente. Ik ontmoette haar op het hoofdkantoor van de Jeugdbescherming. Het was een onnatuurlijke plek voor een meisje dat net haar moeder had verloren. De begeleiders van Jeugdbescherming voelden dat aan. Ze zetten broodjes neer, en trokken er een stoel bij. Ik ging naast haar zitten op de bank. Op de tafel voor ons lag een stapel foto’s van haar moeder.

“Hier kijkt ze zo lief.”
“Zal ik die foto inscannen? Dan gebruiken we die voor de rouwkaart.”

Die vraag stelde ik bewust. Zo kon ze even actief met iets bezig zijn. Het was tijd om het lichaam te gaan verzorgen, en het leek me goed om dat samen met de dochter te doen. Haar familie woonde ver weg, en die laatste verzorging zou haar kunnen helpen om te beginnen met de rouwverwerking. Al die jaren waren ze thuis op elkaar aangewezen geweest, en dit was de laatste kans om samen te zijn. De mensen van de jeugdbescherming vonden het een goed idee. Ze waren samen met haar naar huis gegaan om wat kleding op te halen. Ik had ze gevraagd om meteen kleding voor moeder mee te nemen, zodat de dochter iets kon kiezen. Ik probeer de familie altijd de kleding uit te laten zoeken, want zij weten het best wat past bij de overledene. De één voelde zich bij leven prettig in een joggingbroek en een ander in een net pak. Sommige culturen hebben traditionele kleding.

“Morgen ga ik naar mama toe om haar te wassen en aan te kleden. Welke kleding zou jij mooi vinden?”

Ze pakte een blouse, nog helemaal nieuw met het kaartje eraan. De volgende dag zijn we naar moeder gegaan. In theorie zou je tegen een nabestaande kunnen zeggen: “wacht maar even, dan doe ik de verzorging.” In een kwartier ben ik dan klaar. Maar als rouwbegeleider weet ik hoe waardevol die laatste handelingen kunnen zijn. Soms voelen nabestaanden wat schaamte. Dan zegt iemand: “maar ik heb mijn moeder nooit naakt gezien.” Dan kun je ook een compromis sluiten. Ik zorg dat de overledene ondergoed aan heeft, of een T-shirt. Misschien kammen we samen de haren, kiezen wat sieraden uit of pakken het luchtje dat moeder altijd gebruikte. Dat voelt ook vertrouwd. Zo kenden we moeder, en zo gaat ze ook weg van ons.

Erbij zitten en kijken naar wat ik doe mag ook. Of mij ondersteunen door een paar sokken aan te geven. Het gaat niet altijd om de handeling zelf, maar om te weten dat er niets geks met je dierbare gebeurt. Sommige mensen willen graag meehelpen. “Dat heb ik ook bij mijn oma gedaan, dat vond ik zo mooi.” Andere mensen vinden het eng, maar ze willen het wel proberen. Dan zeg ik: “prima, gewoon doen. We kijken wel, en als het teveel wordt loop je weg.” Ik benader het open en uitnodigend. Het zelf iets doen is vaak helend. Het maakt ook de angst voor het dode lichaam minder. Het is het laatste moment samen, en je kunt het nooit meer overdoen.

“Ik wil graag naar mama toe, maar ik durf niet helemaal.”

Het belangrijkste is om de angst van een kind te herkennen, en alle tijd te nemen. We verzorgden mama stap voor stap. We begonnen bij de voet, want dat maakt de minste emotie los. Je bent verder van het gezicht, en je kunt met je rug naar het lichaam toe staan.

“Ik doe het eerst even voor, dan kun jij kijken.”

Voorzichtig trok ik moeder de eerste sok aan. Zij pakte de tweede sok, en aaide de voet. Daarna gingen we de haren kammen. Ik zei: “je moet het wel netjes doen hoor, je kunt er geen punkie van maken in de kist.” Ze lachte alweer, en streek zachtjes door het haar. We lakten de nagels, en ze gaf wat kusjes op de hand. Ik zag echt de verwerking op gang komen. Ze voelde: het is niet raar, ik mag haar gewoon aanraken. Ze is nog steeds mijn mama.