blog

praktijkverhalen

Als je verstandelijk beperkt bent en je vader gaat dood

Het was zomer, 2016. De deur ging open en daar stond Jeroen, een stoere blonde jongen van begin twintig. Ik gaf hem een hand en stelde me voor. ‘O Antoinette! Antoinette!’ riep hij. ‘Wat kom je doen?’ ‘Ik kom jou helpen,’ zei ik. ‘Want jouw papa is dood.'

Zijn moeder had me gebeld nadat haar man was overleden. Jeroen was enig kind en had een lichte verstandelijke beperking, vertelde ze. Mensen met een lichte verstandelijke beperking hebben een IQ tussen de 50 en 85, en ervaren vaak problemen in het sociale verkeer, en tijdens het leren. Jeroen had ongeveer het niveau van een achtjarige. ‘Kom binnen!’ riep hij, en rende voor me uit de gang in. ‘Mama, mama! Dit is Antoinette!’

Eigenlijk ga ik gewoon naast ze staan en verplaats me in hun wereld.

Ik begeleid veel mensen met een beperking. De basis is: ik kijk hoe ver jij bent en ik kom je helpen. Zo ontzorg ik de familie ook. Want zij zitten middenin het rouwproces. Dat vraagt veel energie van een mens. Ik neem rustig de tijd om hen en hun kind alles uit te leggen. Eigenlijk ga ik gewoon naast ze staan en verplaats me in hun wereld. Als je die pet opzet gaat het altijd goed.

We betrokken Jeroen bij de hele uitvaart. Zijn woordenschat was beperkt, dus ik hield het eenvoudig. Nadat ik vader had verzorgd in het uitvaartcentrum, legde ik uit dat we papa mooie kleren gingen geven. En dat we samen naar papa zouden gaan, om te zien hoe mooi hij was geworden. We gingen het kamertje binnen, en bleven even staan, zodat hij kon wennen en niet direct heel emotioneel zou worden. ‘Kijk, zie je, daar ligt papa in de kist, en daar staan de kaarsjes. En ze branden allemaal voor papa.’ Hij liep er meteen op af. ‘Mooi hoor!’

Hij was heel direct, dat zie je vaker bij mensen met een verstandelijke beperking. Wij zeggen: mijn man is overleden. Maar Jeroen riep: ‘papa zit in een kist. Papa is dood!’ Ongeremd, zonder gêne. Hij was nieuwsgierig en liep telkens achter me aan. Hij vond het stoer wat er allemaal gebeurde. Papa was dood, dat begreep hij, dat zag hij, en dat voelde hij. Maar die kaarsjes, de gangen en het flesje chocomel dat hij kreeg maakten net zoveel indruk. Hij had een tekening meegenomen en een werkje met kraaltjes. ‘Morgen maak ik weer tekening!’ riep hij. Dat werd zijn ritueeltje. Ik stimuleerde dat, zodat hij op zijn eigen manier kon rouwen. Want als je iets moois maakt voor iemand ben je met je gedachten bij diegene, en begint de verwerking vanzelf.

Als een vis in het water

Jeroen zat vooraan met zijn moeder, en had een prominente rol in de dienst. Gewoon zien dat hij erbij hoorde, zoals ieder kind, deed moeder enorm goed. We hadden gezegd: laat hem maar lopen hoor, als hij onrustig wordt. Wij vangen hem wel op, achterin de zaal. Vooraf hadden we met moeder besproken welke taken we Jeroen konden geven. Hij stak een kaarsje aan bij de kist, en aan het einde van de dienst deelde hij rozen uit. Hij stond plechtig vooraan en zei: ‘jij krijgt ook een bloem voor mij van papa!’ Het was vertederend. Vader gaat, en het kind gaat door. Bij de condoleance ging hij bij ooms en tantes zitten, helemaal opgetogen: wat was het mooi hè? Hij werd geknuffeld, en kreeg complimentjes, goh wat deed je dat goed met die rozen Jeroen! Ik stond aan de zijkant van het zaaltje, en zag hoe moeder haar zoon met haar ogen volgde. Daar ging hij, van tafel tot tafel, als een vis in het water.

*uit privacyoverwegingen zijn de namen in dit blog gefingeerd.