Datum: 1 mei 2019
Categorie: afscheid
‘Na een jaar moet het rouwen over zijn. Dan heb je alle fases al een keer doorgemaakt.’
Die uitspraak hoor ik vaak, maar dat is niet de werkelijkheid. Als ik rouwende mensen spreek, hoor ik dat het eerste jaar natuurlijk heel moeilijk is. Maar het tweede jaar is nog veel moeilijker, want dan neemt de aandacht van de omgeving af. Alle fases van rouw die ze vooraf zijn voorgespiegeld hebben ze al eens doorlopen. En dan mag er bij wijze van spreken niet meer gehuild worden. Dat soort denkbeelden wordt in families doorgegeven van generatie op generatie, als zijnde de waarheid. In mijn praktijk zie ik hoe dat nabestaanden beschadigt.
Dat komt omdat het ouderwetse model van de psychiater Elisabeth Kübler-Ross nog steeds voor rouwverwerking wordt gebruikt. Zij is de grondlegster van het denken over rouwverwerking, en heeft zichtbaar gemaakt dat rouwen een proces is. Maar hoe dat proces volgens haar in elkaar steekt, is inmiddels achterhaald. Zij meende dat een rouwproces volgens een vast patroon verloopt en ook weer eindigt. De rouwende gaat van ontkenning naar woede, via onderhandeling naar depressie, eindigend in aanvaarding.
Er is de afgelopen 20 jaar veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar rouw. Maggie Stroebe ontwikkelde op grond daarvan het ‘duale procesmodel.’ Dit model gaat niet meer uit van fasen of taken, maar spreekt van ‘van twee werkelijkheden die aandacht vragen in een rouwproces: 1. de rouwende is een dierbaar iemand verloren en moet daarin een weg zien te vinden, en 2. tegelijkertijd is er het eigen leven, dat verder moet gaan. Het evenwicht tussen die twee is van belang. Maggie Stroebe stelt dat gezond rouwen het heen en weer bewegen is tussen verliesgerichtheid en herstelgerichtheid.
Zolang die beweging er is, tussen lachen en huilen, gaat het eigenlijk goed. Je hebt het allebei nodig om vooruit te komen in het leven. Maar het woord 'herstelgericht' ergert mij. Want daardoor denken mensen dat alles weer zoals vanouds wordt ‘als ze herstellen.’ En dat is niet zo. Je herstelt niet meer, maar je verandert. Door het verlies krijgt je leven een nieuwe vorm, of zoals Johan Maes, psychotherapeut en rouwtherapeut, het zo mooi beschrijft: als een vaas kapot valt en je lijmt hem, zie je altijd nog waar de scheurtjes hebben gezeten. In zijn Integratieve model uit 2007 beschrijft hij rouwen als een persoonlijk en uniek proces, zonder handleiding en zonder tijdsduur. De kern is: rouw raakt het hele wezen van de rouwende. Dat inzicht is belangrijk, omdat mensen snel een oordeel hebben over hoe een ander rouwt.
Oudere mensen hoor ik vaak zeggen: ‘nu moet het maar eens afgelopen zijn met dat gehuil.’ Maar ik zie dat als zij oude verliezen die niet goed hebben verwerkt of besproken, deze altijd weer boven komen. Ooit begeleidde ik een oudere dame die haar man heel erg miste. Na de begrafenis had ze alle spullen van haar man direct opgeruimd. Want anders had ze daar maar last van. Althans, dat was haar aangepraat. Ze belde: Antoinette, kom je nog eens langs? Ik kwam binnen en vroeg: maar waar is uw man eigenlijk? Zij zei: mijn man is dood. ‘Nee,’ zei ik, ‘uw man is niet dood, hij leeft voort in uw hart. Maar waar is hij nu?’ Ze begreep me niet. Ik deed het bewust. Ik vroeg: ‘waarom zet u niet een mooie foto neer van uw man? Iedere avond voordat u naar bed gaat maakt u nog even een praatje met hem. U geeft hem een kus en daarna gaat u lekker slapen. En als u weer wakker wordt zegt u: goedemorgen, daar ben ik weer. Hij mag gewoon in uw leven zijn. Daar is hij altijd geweest.’ Tot op de dag van vandaag doet ze dat. Eigenlijk hebben we hem weer teruggehaald in haar leven. Dat voelde voor haar als een opluchting. Mijn man mag blijven, hij hoeft niet weg. Ik hoef niets ‘af te sluiten.’
Als rouw- en verlieskundige geef ik regelmatig workshops op uitnodiging van uitvaartorganisaties, over hoe je kinderen kunt betrekken bij een overlijden. Ik herinner me een middag op een lagere school, waar leerkrachten en ouders wilden weten hoe ze hun kinderen en leerlingen konden begeleiden. Daar kwam keihard uit dat ze nog dachten in klassieke rouwfases. Ze wilden weten wanneer het rouwproces voltooid was, en dachten: Antoinette komt hier een klinkklare oplossing voor geven. Maar zo werkt het niet. De rouw groeit mee met de ontwikkeling van het kind. Er is geen begin en geen eind. De dood blijft een onderdeel van je leven. Kinderen die jong hun papa verliezen, herinneren zich in elke fase van hun leven weer andere details. Rouw vraagt om een actieve houding: niet zozeer passief ondergaan wat er gebeurt, maar iets doen met je gevoelens. Voor rouw is tijd en rust voor nodig. We kunnen dat er niet 'bij doen'. Voor een bevalling wordt ook tijd en ruimte gemaakt. Daarna gaan mensen vaak ook minder werken om voor hun kind te zorgen.
Leerkrachten vroegen: hoe gaan we hiermee om in de klas? Wat moeten we wel accepteren en wat niet? Bijvoorbeeld: een leerling moet een toets maken, en begint verschrikkelijk te huilen. Hij zegt: ‘ik mis mijn papa zo.’ De leraren vroegen: wat moeten we doen in zo'n geval? Doen we alsof onze neus bloedt en gaan we door. Gaan we er op in? Of maken we er een hele kwestie van en steken we een kaarsje aan? Ze wisten het niet.
Ik heb uitgelegd dat het gaat om het herkennen en hanteren van emoties rond het verlies. Huilt het kind omdat hij papa mist? Of omdat hij niet heeft geleerd voor die toets? Over het motief van verdriet wordt vaak heen gestapt. Dan zegt een leraar bijvoorbeeld: ‘ik begrijp het wel, maar nu ben je op school en moet je die toets maken, want die is belangrijk.’ Dat klopt ook. Maar je kunt er ook anders mee omgaan. Je kunt ook zeggen: ‘wat naar dat je aan je papa moet denken, net nu je een toets hebt. Zullen we dit eventjes parkeren? Dan ga je eerst proberen die toets te maken, en praten we daarna samen rustig over papa.’ Dit kun je natuurlijk niet bij iedere toets doen, maar zo erken je het verlies. Je wordt geboren en je gaat dood. We verwelkomen je, en we nemen afscheid van je. Die dynamiek hoort bij het leven.