blog

praktijkverhalen

Als je ouders alles bewaren

Ik sla mijn autoportier dicht en loop naar een vrijstaande woning. Voor de garage staan hoge pakken kranten, doorweekt van de regen. Ik ben gebeld door Bart omdat zijn vader is overleden. Hij geeft het adres op van de overburen, waar hij wacht met zijn moeder. Als ik aankom blijkt moeder volkomen verward. Ze heeft twee verschillende schoenen aan en beent ontredderd heen en weer, met haar handtas stijf onder haar arm geklemd. Ze is slechtziend en vertoont kenmerken van dementie. We maken kennis en ik leg uit dat ik echt even bij meneer moet kijken. ‘Nou’, zegt Bart, ‘Dat wordt een probleem. Ik weet niet of je wel het huis in kan.’

‘Wij weten het, maar niemand zal het zien’

Voorzichtig duwt Bart de voordeur open van het ouderlijk huis. Aan weerszijden van de gang staan stapels kratten, opgestapeld tot aan het plafond. De overgebleven ruimte is maar twee plavuizen breed. Zijwaarts ga ik naar binnen, voetje voor voetje. Het huis is groot en comfortabel, met een open haard en kunst aan de muur, maar het is propvol. In de huiskamer is alleen een smal looppad vrij dat leidt naar de zithoek en naar de keuken. Een enorme kast puilt uit met boeken en post. Vader zit nog onderuit in de stoel waar hij is overleden. Overal liggen kurken, lege flessen, toiletrollen en dozen. Mijn brancard kan hier onmogelijk naar binnen. Bart wendt zijn hoofd af. ‘Ik vind het zo erg’, zucht hij. ‘Zie je dit wel vaker?’. Ik knik. Het lijkt misschien een extreme situatie, maar voor mij is dit niet vreemd. Bart gaat de overbuurman halen. Twee uur later belt hij dat de gang enigszins begaanbaar is. Vader kan het huis uit, maar we hebben ook nog zijn nette pak nodig. Alleen blijkt de bovenverdieping nog lastiger toegankelijk. Ik hoor wat gerommel en geschuif en dan komt Bart de trap af met een pak dat is bedekt met een vingerdikke laag stof. ‘Geeft niks’, zeg ik. ‘Ik borstel het er wel af, haal er een doekje over en spuit er wat aftershave op. Wij weten het, maar niemand zal het zien.’

‘Hoe heeft het zover kunnen komen?’

De volgende dag nemen we samen de uitvaart door. Bart wil graag spreken tijdens de dienst, maar weet niet goed hoe te beginnen. Ik raad hem aan om bij zichzelf te blijven. ‘Wat herinner jij je van je vader?’ Ik stel voor dat hij vast wat herinneringen opschrijft, dan zal ik hem helpen om daar een mooie overdenking van te maken. Twee dagen later komt hij langs op kantoor. Het gesprek duurt lang, hij moet zoeken naar woorden. Vader was goed opgeleid en werkte als boekhouder. Moeder was verpleegkundige. Ik vraag hem hoe het zover heeft kunnen komen. Bart vertelt hoe zijn vader begon met het sparen van postzegels, poëzieplaatjes en oude ansichtkaarten. Later verzamelde hij vrijwel alles en mocht er niets meer worden weggegooid. Oude flessen wijn werden gebruikt om een kaars in te zetten. Gidsen van reisbureaus werden bewaard en netjes geordend. Soms borg Bart met zijn zus wat dozen weg achter de schotten op zolder, dan was het net alsof het niet bestond. Zijn zus is op haar 19e vertrokken omdat zij het thuis niet langer vol kon houden. Broer en zus zijn elkaar altijd blijven zien, maar ze heeft haar ouders nooit meer gesproken. Pas nu vader is overleden is er weer contact met moeder.

De oorlog heeft zijn sporen nagelaten

Die middag schrijf ik de overdenking voor de uitvaart van vader. Zodra ik het verhaal klaar heb bel ik Bart om het door te nemen. ‘Prachtig’, zegt hij. ‘Ik ben er gewoon stil van.’ Het is voor hem een verhaal van erkenning en herkenning. Tijdens de dienst draag ik het voor.

Jan wordt geboren in Den Haag, als eerste zoon van het gezin. Het is nog maar net na de oorlog, 1947. Nederland is in wederopbouw. Er is geen speelgoed voor kinderen. Hannie is dan ook reuze blij dat Jan als een soort grote levende pop kan dienen. Zo gaat Jan in het poppenwagentje wat Hannie nog heeft. Jan vindt het heerlijk en geniet rustig van alle zorgzaamheid van zijn grote zus. Ze is een soort beschermengel. Later komen er nog een broertje en een zusje bij. Jan is een lief meegaand jongetje. Op de katholieke jongensschool is zijn rapport altijd hetzelfde: 10,10,10. Hij is hoogbegaafd. Maar het is geen gemakkelijke tijd voor hem. De oorlog heeft zo zijn sporen achtergelaten bij de ouders van Jan. Zijn vader werkt bij het Rijk en klust in de avonduren bij als kapper. Zijn moeder is huisvrouw. Thuis gaat het niet zo lekker. Jan heeft zo zijn eigen ideeën en dat klikt niet met die van zijn ouders. Hij gaat tijdelijk ergens anders wonen, in Oegstgeest. Daar komt hij tot rust. Zo nu en dan gaat hij naar de bioscoop. Films over oorlogen, geschiedenis en politiek trekken hem aan.

De zus van vader woont in Hongarije en kijkt mee via een livestream. Tijdens een klein ritueel lees ik de overweging voor die zij me heeft gestuurd.

Armoede, honger en een agressieve vader

Ik deel een stuk van zijn levensverhaal over een moeilijke tijd die we normaal in films zien. Over armoede, honger en een agressieve vader. Een kindertehuis omdat Jan moeder in het ziekenhuis lag. Jan heeft longontsteking en krijgt van de pastoor het sacrament van de zieken toegediend. Thuis heerst een nare, ruzieachtige sfeer. Onrecht voor ons als kinderen. Als de dokter mijn moeder vertelt dat ze naar het strand moet om weer kleur op onze wangen te krijgen gaan we regelmatig naar Scheveningen. Lopend, 10 km. We lopen langs de paleistuin, het Vredespaleis, door de Scheveningse Bosjes en stoppen bij het Kurhaus. De tram rijdt langs ons maar die is te duur. Dus niet zeuren dat je moe bent, gewoon doorlopen, dat is gezond. Op het strand voelen we ons vrij en vrolijk. Later neem ik Jan zoveel mogelijk mee, dan hoeft hij niet thuis te zijn. Als ik rondjes ga schaatsen in het Zuiderpark wacht hij langs de kant tot ik klaar ben. Iedere zondagmorgen na de kerk tellen Jan en ik geld met behulp van de ontvangstlijsten van vader. Op onze knietjes sorteren we de centen, dubbeltjes en kwartjes in de hoop dat alles klopt. Dat vormt een mens. We hebben beiden geleerd om met geld om te gaan en we zijn een kei in rekenen.

Zuinigheid als levensstijl

Het verhaal raakt me. Jan is als kind verwaarloosd en mishandeld door zijn ouders, die hun oorlogservaringen niet konden verwerken. Zij konden het hoofd nauwelijks boven water houden. Als zijn vader dronken was moest Jan met zijn zakgeld bijleggen. Toen het thuis niet meer ging is Jan uit huis geplaatst en van instelling naar instelling gegaan. De ouders van moeder aten tijdens de oorlog bloembollen om te overleven. Hun overlevingsdrang is ook de rode draad geworden in het latere leven van Jan en zijn vrouw. Weggooien of verspillen was niet meer mogelijk. Zuinigheid werd een levensstijl waarin zij elkaar versterkten. Verzamelen als compensatie voor het trauma van hun jeugd.

Vijftig jaar echte liefde

Vijf maanden later belt Bart me opnieuw. Na de dood van vader is zijn moeder in een zorgcentrum opgenomen, waar haar gezondheid nu snel verslechtert. Ze zal niet lang meer leven. We ontmoeten elkaar weer in het ouderlijk huis, waar Bart al maanden aan het opruimen is. Hij opent een kast. Kijk, daar hangt de rode jas van moeder. ’Die heeft ze 50 jaar lang gedragen.’ Hij vertelt hoe mager ze was geworden. Meestal at ze maaltijden die over de datum waren. Ik zeg: ‘Waarom heb je geen hulp gevraagd?’ Bart vertelt dat zijn ouders geen hulp wilden, want ze waren gelukkig zo. Moeder miste haar man enorm na 'vijftig jaar echte liefde'. Ik knik. Ik weet nog hoe ik moeder aantrof toen haar man was overleden. De totale ontreddering en angst in haar ogen.

Geluk

Die avond schrijf ik de overweging voor de uitvaart van moeder. Ze wilde worden gecremeerd en ze wilde een sober afscheid. Er zijn zeven mensen aanwezig. Bart en zijn zus, de kleinkinderen en de overburen. In mijn toespraak haal ik aan hoe vader vaak zei: ‘Kijk nou toch, ik heb hier alles! Ik heb hier thuis een hele winkel om me heen. Iedereen die iets nodig heeft kan ik helpen.’ Toen hij stopte met werken dreef hij op beurzen handel met zijn postzegels. Vaak ging zijn vrouw mee en maakte ter plekke kaarten die ze verkocht. Alles deden ze samen, ze waren zielsverwanten. Deze mensen zijn in hun beleving heel gelukkig geweest. Wie zijn wij dan om te oordelen?


*Dit blog is tot stand gekomen met instemming en medewerking van de nabestaanden. De namen zijn uit privacy-overwegingen gefingeerd.