blog

praktijkverhalen

De ethiek van een eenzaam afscheid

2018, 30 december. Mijn voetstappen klinken hol in de lege gang van het uitvaartcentrum. Ik rijd de kist naar de crematieruimte, lever het papierwerk in en bedank mijn collega's. Het portier van mijn auto is al een beetje vastgevroren. Ik schuif achter het stuur en begin te huilen.

Zorgen voor de buurvrouw

Op de ochtend na kerstmis krijg ik een melding dat er een mevrouw van 75 is overleden. Het is haar buurman die me belt. Zijn vrouw en hij stonden jaren samen op dezelfde camping, en daardoor is hun band gegroeid. De afgelopen jaren is ze achteruit gegaan en heeft het paar de zorg voor haar opgepakt. Na een aantal weken in het ziekenhuis is ze overleden. Hij heeft haar notaris gebeld, maar niets terug gehoord. ‘Kun jij haar lichaam ophalen uit het ziekenhuis?’ Ik spoor de notaris op, en laat de overleden dame overbrengen naar het uitvaartcentrum. Dan rijd ik naar de buurman, om het afscheid te bespreken. We zoeken een standaard kist uit, want we weten niet hoe mevrouw verzekerd is. Ik vind het best bijzonder dat hij haar uitvaart wil verzorgen. Hij schudt zijn hoofd: geen probleem, ze zijn al tien jaar goede buren. ‘Maar hoe moet het met al haar katten?’

Wat is hier gebeurd?

Ik stel voor om samen in haar huis te kijken. Ik wil zien voor wie ik dit doe, de sfeer proeven, en een beeld krijgen van haar leven. Als ik weet wie zij was kunnen we misschien een mooie rouwkaart maken. Zodra ik de voordeur open zie ik een gang vol benches. Overal staan zakken kattenbrokken, krabpalen, manden, kleden, speeltjes en etensbakken. Ik tel wel twintig katten. Miauwend stappen ze op me af om kopjes te geven. In het hele huis staan maar drie stoelen, en er is geen eethoek. Dit kattenparadijs geeft me een dubbel gevoel. Het vertedert me, maar raakt me ook. Ik heb zelf huisdieren, dus dat gevoel begrijp ik. De liefde van een dier is onvoorwaardelijk. Maar deze fraaie, ruime woning is niet meer ingericht voor mensen. Alsof mevrouw hier zelf als kat tussen de katten heeft geleefd. De buurman overhandigt me een foto. Een mooie verzorgde vrouw kijkt me aan. Een korte grijze coupe, de lippen aangezet, kleurige kleding. Een glimlachende vrouw, met wie ik zo een gesprek zou kunnen voeren als ze toevallig naast me in de bus zou zitten. Mijn blik glijdt door de kamer. Elk oppervlak is bedekt met een ragfijn laagje kattenhaar. Het contrast is opmerkelijk. Wat is hier gebeurd? Waar is haar familie, waar zijn haar vrienden?

De katten werden haar metgezellen

De buurman vertelt dat ze is gescheiden en geen kinderen heeft. Haar familie sprak ze niet meer. Ze had een goede baan in de medische wereld, maar na haar pensioen zijn alle sociale contacten uit haar leven weggesijpeld. Ze trok zich steeds meer terug in huis en verkocht haar caravan. De afgelopen jaren had ze alleen nog contact met haar buren, en de katten werden haar metgezellen. Het lijkt alsof zij meer steun en plezier heeft gehaald uit haar katten dan uit mensen. Ik vraag: ‘Haar kring is heel klein geworden. Moeten we wel een rouwkaart versturen?’ De buurman vindt van wel. Ook al is ze al jaren eenzaam, ze heeft vroeger wel vrienden en collega’s gehad. Misschien willen zij toch afscheid nemen? Uit een la heeft hij een adresboekje opgediept. Hij zegt: ‘Laat er maar vijftig drukken. We zien wel wie er komt.’

‘Er is geen geld meer. De uitvaart kan niet doorgaan’

We spreken af dat ik bij de dienst het openingswoord en de afsluiting zal doen. Ik regel het crematorium en verstuur de kaarten. Maar de volgende dag belt hij. Er is een kink in de kabel. De notaris heeft hem verteld dat er geen geld meer is. De afgelopen jaren heeft ze geld uit de hypotheek gehaald om van te leven. Hij zucht. ‘Dus de uitvaart kan niet doorgaan.’ Ik zeg: ’Maak je geen zorgen, ik bel de notaris, en we nemen contact op met de gemeente. Dan zorgen we dat het een gemeentelijke uitvaart wordt.’ Ik bel de gemeentemedewerker en leg de situatie uit. Ik stel voor om de afscheidsdienst om te zetten naar een technische crematie. Daar is niemand bij, zo blijven de kosten laag. De mevrouw aan de lijn denkt mee: ‘Er is nog wat budget overgebleven dit jaar, stuur je rekening maar naar ons.’ Ook het crematorium wil graag helpen. Elke dag dat iemand blijft opgebaard kost geld, maar mevrouw kan morgenochtend al worden gecremeerd. Het enige probleem is dat de rouwkaarten al zijn verstuurd. Met de buurman spreek ik af dat hij naar het crematorium gaat om eventuele gasten op te vangen. Hij heeft goed nieuws, vertelt hij: voor bijna alle katten heeft hij een goed thuis gevonden. Alleen de twee oude katten wil niemand hebben. Ik weet wel een adresje, zeg ik. Mijn dochter wil er graag een kat bij, dus voor twee is ook wel plek.

Normaal sluit je de kist met de familie, nu is er niemand

De volgende ochtend rijd ik naar het crematorium om alle papieren af te leveren. Ik vraag of ik mevrouw zelf naar de crematieruimte mag brengen. De medewerkers knikken begrijpend. Normaal sluit je de kist met de familie, nu is er niemand. Het is voor mij niet te doen om de papieren af te geven en zomaar weg te gaan. Je raakt betrokken bij een casus, en daar hoort een bepaalde verantwoordelijkheid bij, en een bepaalde ethiek. Je neemt afscheid van een mens. Bovendien vind ik dat je nooit ‘nooit’ moet zeggen. Dit kan mij ook overkomen. Dat er opeens iets in je leven gebeurt waardoor je helemaal alleen komt te staan. Ik haal mevrouw uit de koeling en sta een poosje bij haar naast de kist. Ik strijk over haar haren en zeg hardop: ‘Al uw katten hebben een goed thuis gekregen. Straks ga ik de laatste twee oudjes ophalen. Ik zal goed voor ze zorgen. Wees maar gerust, u kunt gaan.’ Ik pak het deksel en sluit de kist. In de auto komt de ontlading. Brrr, wat heb ik toch een heftig beroep. Maar ik ben ook blij dat ik haar een netjes afscheid heb kunnen geven. Na afloop rijd ik langs de buurman. Ik zeg: ‘Ik heb haar weggebracht en ze wordt nu gecremeerd.’ Ik zie dat hij ontdaan is. Ik, die altijd zo nuchter is, voel me ook klein. Stil. Ongelooflijk, dit is dus het leven. Zo kan het ook gaan. Hij vraagt of ik een bak koffie wil. Maar ik schud van nee, en neem de mand met de twee katten van hem over. Kom jongens, we gaan naar huis.